We hebben een bestuur van vijf leden. We proberen aan de weg te timmeren, zeker de komende tijd bijvoorbeeld met Mapping Slavery, lezingen, de Keti Koti Dialoogtafel en ons eigen Pramisikoor [Pramisi betekent belofte in Sranan Tongo]. Dat bestaat dit jaar dertig jaar. Het is een vrouwenkoor. We hebben dit jaar ook een website gebouwd. Elke keer proberen we er steeds meer mensen bij te betrekken en we houden ons bezig met alles wat te maken heeft met het koloniale verleden en de gevolgen. Op 10 oktober willen we bijvoorbeeld aandacht besteden aan de Tilburgse Marron-gemeenschap. En we besteden aandacht aan 25 november, de onafhankelijkheid van Suriname. We kijken breder, maar juni is de Keti Koti maand. Eergisteren had ik nog contact met een Antilliaanse groep, de Caraïbische senioren, om te kijken of zij nog wat doen op 17 augustus. Dan wordt de vrijheidsstrijder Tula herdacht. Maar we weten niet of er wat gebeurt vanwege Covid 19. We houden het continue in de gaten, ik vind het belangrijk. Ik werk ook samen met ARG [antiracisme groep Tilburg], het Ronde Tafel Huis en de liberale Joodse gemeenschap. Ik probeer inclusief te zijn en geef inhoud aan inclusiviteit. Dat moet geen loze term zijn.
Vorig jaar hebben we met werkgroepen gewerkt. We hebben daarvoor een oproep gedaan aan onze kennissen om een workshop te volgen zodat ze de Keti Koti Dialoogtafel kunnen geven. We hadden zeventien mensen en daarom was het een andere opzet. We werken daarbij ook met de werkgroepen PR, keuken, flyering, communicatie. Daar zijn zeker twintig mensen bij aangesloten. Dit jaar hebben zij gevraagd of het [de Dialoogtafel] doorging, maar vanwege Covid niet op die manier. Wel hebben we gewerkt met het Zuidelijk Toneel, zij namen contact op om samen iets te doen. Zij hebben toen gewerkt met jongeren aan een stuk over Fort Boekoe. Dat is een oude nederzetting die een belangrijke rol speelde in de Boni-oorlog en is symbool voor de opstand van de slaven tegen het plantagesysteem en de koloniale overheersing. De jongeren hebben wel met mij een digitale Dialoogtafel gedaan. Dat was heel mooi. Daarna hebben zij nieuwe rituelen ontworpen voor de Keti Koti-herdenking. Het theater heeft een alternatieve herdenking gemaakt met de jeugd. Ze hebben toen een libretto uitgebracht waarvoor ik het voorwoord heb geschreven en ze hebben ook een Kwakoebeeldje gemaakt. Het was heel mooi gedaan. En volgend jaar, als de mogelijkheid bestaat, willen ze weer samenwerken.
De stichting heeft een breed netwerk omdat wij dat al als Keti Koti-werkgroep hadden. Wij borduren voort op die werkgroep. Daarin zitten: De LocHal, het Stadsmuseum Tilburg, het Ronde Tafel Huis dat al twee jaar lang een film draait in het kader van Keti Koti, de liberale Joodse gemeenschap die op de achtergrond meedenkt en meepraat, de ARG die met ons meedenkt en aan het begin alle promotie voor ons hebben gedaan, de Caraïbische senioren en het Pramisikoor. Met die mensen draaien we de hele Dialoogtafel en de hele maand juni op weg naar 1 juli – de kranslegging en de speech van de burgemeester.
De gemeente Tilburg helpt ons ook. Vorig jaar hebben we voor het eerst de wethouder, Rolph Dols, uitgenodigd om mee te doen met de Keti Koti Dialoogtafel: vertel eens iets over uw eigen betrokkenheid bij het koloniale verleden en de omgang daarmee? Hij zou een half uur blijven maar is langer gebleven. Hij was zo geïnteresseerd en werd zelfs een beetje emotioneel. Hij vertelde dat hij inderdaad nooit bewust ervan was en hield zich er niet mee bezig. Het was geen issue. Maar nu hij merkt als wethouder hoeveel pijn er ook is en wat hij hoort en ziet, nu vindt hij het superbelangrijk om aandacht eraan te besteden. Ik ben nog niet zover dat ik kan zeggen dat de hele gemeente daarin meegaat, maar ik weet wel dat wethouder Dols daarin mee gaat. Bij de provincie ken ik niemand en ik weet ook niet hoe ik op provinciaal niveau moet komen. Erfgoed Brabant doet wel mee via Petra [Robben, o.a. Stadsmuseum Tilburg]. Zij hebben ook een keer geïnvesteerd in onze klederdrachtshow drie jaar geleden. Hoe ik het verder moet gaan uitbouwen, daar heb ik misschien de know how niet voor. Die moet ik gaan zoeken. Ik hoef niet alles te kunnen, ik moet mensen zoeken die dat kunnen. Dat is die samenwerking die we bewerkstelligen en dat vind ik superbelangrijk. Ik zeg altijd: “We praten over zwart en wit, met beide”, maar waarom? Heel simpel; we hebben elkaar nodig. Soms zit de know how van de juiste connecties vinden in de instituten, daarbij zoeken we de aansluiting.