‘Ja, daar waren we ontzettend blij mee, dat iemand ons die boei schonk. En tegelijkertijd is het een verschrikkelijk object, waardoor je eigenlijk niet kan zeggen dat je er blij mee bent. Maar het is ook gewoon mijn vak, dus het eerste wat ik ga doen is onderzoeken: hoe werkt dit, hoe zit dit ding in elkaar? Heel feitelijk en afstandelijk, en daarna denk ik dan weer: is dat niet heel erg dat ik zo afstandelijk met dit ding omga, terwijl hier gewoon mensen in vast hebben gezeten? Dat is dus het lastige, het dubbele van het maken van deze tentoonstelling. En dan is vervolgens weer vraag: hoe ga je dit presenteren? We mogen in een museum niets op de vloer neerzetten, omdat we zo’n object goed moeten conserveren. Dus we moeten het ergens op leggen, maar komt dat dan misschien over alsof je dat ding op een voetstuk zet, op een podium? Dat wil je ook weer niet. Zo ben je dan heel lang met elkaar in gesprek: hoe kunnen we dit nou het beste tonen? Je wilt zo’n heftig ding ook niet op zo’n manier op zaal plaatsen dat mensen denken: oké, jeetje, ik loop maar even door.’